Dit ben ik

Dit ben ik

Dit ben ik!
Wat heeft Puk in zijn rugzak? Een spiegel! De kinderen kijken om de beurt in de spiegel en zien hun eigen gezicht met een mond, een neus, twee oren en twee ogen. En als de kinderen in de grote spiegel kijken, zien ze niet alleen hun gezicht, maar hun hele lichaam.

Activiteiten * In dit thema kijken de kinderen naar hun eigen lichaam en de verschillende lichaamsdelen. Ze ervaren wat je met je lichaam allemaal kunt doen. Dat je met je neus kunt ruiken, bijvoorbeeld. * Ze doen een luisterspelletje, waarbij ze een tikkende wekker zoeken, en een voelspelletje doen met hun voeten. * Ook gaan ze lekker bewegen. De baby’s, die dat leuk vinden, ‘fietsen’ in hun eigen tempo met hun beentjes door de lucht. * Na het eten poetsen de kinderen hun tanden en wassen ze hun gezicht. De baby’s spelen met een tandenborstel en wassen hun gezicht met een washandje. * Bij het knutselen maken de kinderen een kunstwerk waar ze zelf helemaal op staan * Ook doen de kinderen gezichten na en kijken afwisselend boos en blij. De baby’s wijzen hun neus en mond aan. * Als afsluiting van het thema gaan de kinderen op de foto. Daarvoor maken ze zichzelf mooi. Ze kammen hun haar en wie dat wil, doet een hoed op, een ketting om of zet een bril op.

Voorleesverhaal Trompie de olifant heeft last van zijn lange slurf. Hij is er erg onhandig mee. Maar gelukkig ontdekt hij uiteindelijk hoe hij samen kan spelen met zijn vriendjes en hoe ze plezier kunnen maken.

Spelenderwijs ontwikkelen: Door het meedoen aan de spelactiviteiten van dit thema: 0-1,5 jaar: Wijst uw baby enkele lichaamsdelen aan als de pedagogisch medewerker het voordoet of erom vraagt (bijvoorbeeld als ze haar eigen neus aanwijst en vraagt: ‘waar is jouw neus?’); 0-1,5 jaar: Doet uw baby de gezichtsuitdrukking of gebaren van de pedagogisch medewerker na; 0-1,5 jaar: Geniet uw baby van het contact met de pedagogisch medewerker tijdens het verzorgen en van de complimentjes die zij uw baby geeft; 0-1,5 jaar: Beleeft uw baby plezier aan bewegingsspelletjes; 0-1,5 jaar: Gaat uw baby op zoek naar een voorwerp dat hij niet kan zien, maar wel kan horen. 1,5-2,5 jaar: Wijst uw kind verschillende lichaamsdelen aan als de pedagogisch medewerker erom vraagt (bijvoorbeeld als ze vraagt: ‘Waar is je neus?’); 1,5-2,5 jaar: Ervaart uw kind wat hij met zijn zintuigen kan doen (bijvoorbeeld dat hij ruikt met zijn neus en hoort met zijn oren); 1,5-2,5 jaar: Wordt uw kind zelfstandiger (hij wast zelf zijn gezicht en poetst zijn tanden); 1,5-2,5 jaar: Herkent uw kind enkele gevoelens, zoals boos, blij en verdrietig; 1,5-2,5 jaar: Geeft uw kind aan wat hij wel en wat hij niet lekker vindt ruiken. 2,5-4 jaar: Wijst uw kind verschillende lichaamsdelen aan en benoemt ze (bijvoorbeeld als de pedagogsch medewerker vraagt: ‘Waar is je neus?’ of (wijzend naar de neus) ‘Wat is dit?’); 2,5-4 jaar: Ervaart uw kind wat hij met zijn zintuigen kan doen en vertelt hij er iets over (bijvoorbeeld dat hij ruikt met zijn neus en hoort met zijn oren); 2,5-4 jaar: Wordt uw kind zelfstandiger (hij wast zelf zijn gezicht en poetst zijn tanden); 2,5-4 jaar: Herkent uw kind enkele gevoelens zoals boos, blij en verdrietig en benoemt ze; 2,5-4 jaar: Vertelt uw kind wat hij wel en niet lekker vindt ruiken.

Hoe kunt u aansluiten bij het thema?

Verzorgen 0-1,5 jaar: *Door veel te praten met uw baby over wat u doet, leert hij allerlei nieuwe woorden. Benoem bijvoorbeeld de lichaamsdelen tijdens het afdrogen. ‘Even je buik afdrogen en je navel. Nu je arm en je hand. En je andere arm en hand. ‘Wanneer u de tijd neemt om met uw baby bezig te zijn, zal hij zich daarna wat langer alleen kunnen vermaken. * Als u het gezicht van uw baby wast na het eten, vertel dan altijd eerst wat u gaat doen. Laat uw baby het washandje of doekje zien, waarmee u zijn wangen en mond gaat schoonmaken. Zo kan uw baby zich voorbereiden op wat er komen gaat. 1,5-2,5 jaar: * Door veel te praten met uw kind over wat u doet, leert hij vanzelf nieuwe woorden. Benoem steeds de lichaamsdelen tijdens het afdrogen. Stel ook vragen, zoals: ‘ waar is je neus?’. Of geef kleine opdrachtjes, bijvoorbeeld ‘steek je arm maar uit, dan kan ik je arm afdrogen.’ * Verstop telkens een ander lichaamsdeel onder een handdoek bij het afdrogen. Doe net of u het lichaamsdeel van uw kind kwijt bent. ‘Waar is je hand? Ik zie je hand nergens meer. Hoe kan dat nou?’ Reageer opgelucht als het lichaamsdeel weer tevoorschijn komt. ‘O gelukkig, daar is je hand!’ Waarschijnlijk vindt uw kind dit spelletje zo leuk dat hij zelf lichaamsdelen gaat verstoppen. * Stimuleer uw kind zelf te doen wat hij al kan. Laat uw kind na het eten zelf zijn gezicht en handen wassen met een washandje. Laat uw kind ook zelf zijn tanden poetsen, maar poets de tanden en kiezen nog wel even na. 2,5-4 jaar: * Stimuleer uw kind zelf te doen wat hij al kan. Laat uw kind zichzelf afdrogen na het bad. Geef uw kind kleine opdrachten zoals: ‘Droog eerst je armen af.’ Door het afdrogen in kleinere taken te verdelen, kan uw kind zo’n grote opdracht beter uitvoeren. * Laat uw kind zelf zijn tanden poetsen, maar poets de tanden en kiezen nog wel even na. * Verstop telkens een ander lichaamsdeel onder een handdoek bij het afdrogen. Doe net of u het lichaamsdeel van uw kind kwijt bent. ‘Waar is je hand? Ik zie je hand nergens meer. Hoe kan dat nou?’ Reageer opgelucht als het lichaamsdeel weer tevoorschijn komt. ‘O gelukkig, daar is je hand!’ Waarschijnlijk vindt uw kind dit spelletje zo leuk dat hij zelf lichaamsdelen gaat verstoppen.

Zingen 0-1,5 jaar: Er zijn veel kinderliedjes waarbij lichaamsdelen genoemd worden. Denk aan ‘klap eens in je handjes’ of ‘deze vuist op deze vuist’. Door te luisteren naar deze liedjes leert uw baby nieuwe woorden. U kunt de tekst van deze liedjes op internet vinden. 1,5-2,5 jaar: Er zijn veel kinderliedjes waarbij lichaamsdelen genoemd worden. Denk aan ‘klap eens in je handjes’ of ‘deze vuist op deze vuist’. Door te luisteren naar deze liedjes leert uw baby nieuwe woorden. U kunt de tekst van deze liedjes op internet vinden. 2,5-4 jaar: Er zijn veel kinderliedjes waarbij lichaamsdelen genoemd worden. Denk aan ‘klap eens in je handjes’ of ‘deze vuist op deze vuist’. Door te luisteren naar deze liedjes leert uw baby nieuwe woorden. U kunt de tekst van deze liedjes op internet vinden.

Ontdekken 0-1,5 jaar: Voor uw baby bent u zelf het leukste speelgoed. Zorg dat uw baby uw gezicht goed ziet. Leg dan een doek over uw gezicht. Haal de doek weer weg en kijk goed hoe uw baby reageert. Herhaal dit een paar keer als uw baby het een leuk spelletje vindt. 1,5-2,5 jaar: Doe eens een luisterspelletje met uw kind. Zorg dat het stil is en vestig de aandacht op geluiden. Hoort uw kind de vogels fluiten, een vliegtuig overvliegen of een auto voorbij rijden? Kunnen jullie de geluiden ook nadoen? 2,5-4 jaar: Doe eens een luisterspelletje met uw kind. Zorg dat het stil is en vestig de aandacht op geluiden. Hoort uw kind de vogels fluiten, een vliegtuig overvliegen of een auto voorbij rijden? Kunnen jullie de geluiden ook nadoen?

Bewegen 0-1,5 jaar: *Laat uw baby tijdens het verzorgen ‘luchtfietsen’. Leg uw baby op zijn rug en zet uw handen tegen zijn voetzolen. Voel of hij tegen uw handen aanduwt met zijn voeten. Door langzaam een ronddraaiende beweging te maken, fietst uw baby in de lucht. Het is belangrijk dat uw baby er plezier in heeft. Zo niet, probeert u het dan later nog eens. * Laat uw baby regelmatig op zijn buik spelen. Hierdoor krijgt hij een sterke rug en oefent hij om zijn hoofd en schouders van de grond af te tillen en omhoog te komen. Als uw baby dit goed kan, kan hij ook leren om te gaan zitten. Niet alle baby’s vinden het fijn om op hun buik te spelen. De baby moet, zeker als hij nog heel jong is, meer moeite doen om zijn hoofd rechtop te houden. Help uw baby door hem regelmatig kort op zijn buik te leggen. Leg een jonge baby op uw borst. Stimuleer uw baby om u aan te kijken door zachtjes zijn naam te noemen. Ga bij een oudere baby zelf ook op de grond liggen. Of geef uw baby een speeltje dat hij heel leuk vindt. 1,5-2,5 jaar: Kinderen in de leeftijdsfase van uw kind bewegen graag. Ga naar een speeltuin of naar een park of bos. Of doe in uw huiskamer een bewegingsspel. Leg bijvoorbeeld kussens op de grond en laat uw kind van het ene kussen op het andere kussen stappen. Leg een aantal kussens op elkaar waar uw kind overheen moet klimmen. Laat hem ook onder de tafel door kruipen of tussen een kier van de deur glippen. Maak een aantal ‘hindernissen’ achter elkaar zodat een parcours ontstaat. 2,5-4 jaar: Kinderen in de leeftijdsfase van uw kind bewegen graag. Ga naar een speeltuin of naar een park of bos. Of doe in uw huiskamer een bewegingsspel. Leg bijvoorbeeld kussens op de grond en laat uw kind van het ene kussen op het andere kussen springen. Verzin er een fantasieverhaal bij, waarbij de kussens eilandjes zijn in een gevaarlijke rivier. Laat uw kind dan bijvoorbeeld ook onder een boomstam (de tafel) door kruipen of tussen twee struiken (de kier van de deur) glippen. Maak een aantal ‘hindernissen’ achter elkaar zodat een parcours ontstaat.

Liedje

Lekker fietsen (Op de wijs van ‘Vader Jacob’) Lekker fietsen, lekker fietsen, Door de lucht, door de lucht, O wat ga je hard, o wat ga je hard, Vlug, vlug, vlug! Vlug, vlug, vlug!

Samen praten 0-1,5 jaar: Geef uw baby veel complimentjes. Bijvoorbeeld: ‘wat ruik jij lekker!’ of : ‘wat zie je er mooi uit!’ Ook al begrijpt uw baby u misschien nog niet helemaal, hij ziet aan uw gezicht en hoort aan de klank van uw stem wat u bedoelt. Het geeft uw baby een fijn gevoel als u trots op hem bent en dit maakt het contact tussen u en uw baby sterker. 1,5-2,5 jaar: Jonge kinderen kunnen hun gevoelens nog niet in goede banen leiden. Dat zie je ook aan hun lichaamstaal. Wanneer u de emotie van uw kind verwoordt, wordt uw kind vaak rustiger. Uw kind leert steeds beter begrijpen wat hem overkomt als hij boos, bang, blij of verdrietig is. Tegelijk leert uw kind de woorden voor de verschillende gevoelens kennen. Als uw kind ouder is, kan hij dan zelf steeds beter verwoorden wat hij voelt. 2,5-4 jaar: * Geef uw kind veel complimentjes. Bijboorbeeld: ‘wat ben je al groot!’ of: ‘Wat zie je er mooi uit!’ Het geeft uw kind een fijn gevoel als u trots op hem bent en dit maakt het contact tussen u en uw kind sterker. * Jonge kinderen kunnen hun gevoelens nog niet in goede banen leiden. Dit zie je ook aan hun lichaamstaal. Wanneer u de emtoie van uw kind verwoordt, wordt uw kind vaak rustiger. Uw kind leert steeds beter begrijpen wat hem overkomt als hij boos, bang, blij of verdrietig is. Tegelijk leert uw kind de woorden voor de verschillende gevoelens kennen. Als uw kind ouder is, kan hij dan zelf steeds beter verwoorden wat hij voelt.

Spelen 0-1,5 jaar: Bij veel kinderliedjes horen ook spelletjes, waarbij kinderen heen en weer of op en neer bewegen. Denk aan ‘Hop paardje, hop’ of ‘schuitje varen, theetje drinken’. Hierdoor wordt het evenwichtsgevoel van uw baby geoefend. Pas uw tempo altijd aan het tempo van uw baby aan. Het ene kind houdt meer van drukke spelletjes, terwijl het andere kind het liever rustig aan doet. 1,5-2,5 jaar: Bij veel kinderliedjes horen ook spelletjes, waarbij kinderen heen en weer of op en neer bewegen. Denk aan ‘Hop paardje, hop’ of ‘schuitje varen, theetje drinken’. Hierdoor wordt het evenwichtsgevoel van uw baby geoefend. Pas uw tempo altijd aan het tempo van uw baby aan. Het ene kind houdt meer van drukke spelletjes, terwijl het andere kind het liever rustig aan doet. 2,5-4 jaar: Bij veel kinderliedjes horen ook spelletjes, waarbij kinderen heen en weer of op en neer bewegen. Denk aan ‘Hop paardje, hop’ of ‘schuitje varen, theetje drinken. Hierdoor wordt het evenwichtsgevoel van uw baby geoefend. Pas uw tempo altijd aan het tempo van uw baby aan. Het ene kind houdt meer van drukke spelletjes terwijl het andere kind meer van rustige spelletjes houdt.