Wat heb jij aan vandaag?
Puk heeft geknoeid. Wat zijn z’n kleren vies! De kinderen helpen om schone kleren voor Puk uit te zoeken. Welke kleren vinden de kinderen mooi en welke kleren passen Puk? En welke kleren hebben de kinderen zelf aan vandaag?
Activiteiten
* In dit thema doen de kinderen allerlei activiteiten rondom kleding. Ze wassen de vieze
kleren van Puk en zoeken schone kleren uit de wasmand. Puk gaat ook logeren.
De kinderen helpen Puk om zijn koffer in te pakken.
* De baby’s voelen aan allerlei soorten stof en kijken naar zichzelf in de spiegel.
Herkennen ze zichzelf al? Tijdens het verzorgen proberen de baby’s mee te helpen
door bijvoorbeeld zelf hun schone luier van de stapel te pakken. Sommige kinderen
vinden het leuk om Puk ook een schone luier te geven.
* De kinderen doen een spelletje met gekleurde hoedjes en zingen daarbij een liedje.
* In de groepsruimte is een kledinghoek waar de kinderen nieuwe kleren en schoenen
kunnen kopen.
* De kinderen rijgen een mooie ketting van kralen die ze zelf hebben geverfd in de
kleuren rood, blauw en geel.
* Tot slot kiezen de kinderen mooie kleren uit om zich mee te verkleden en houden ze
een modeshow.
Voorleesverhaal
Olifant en Giraf gaan naar een feestje. Ze zoeken feestkleren uit om aan te trekken.
Maar telkens is er iets mee aan de hand. Het past niet of er is iets kwijt.
Dan gaan ze maar in hun eigen kleren, want die zijn ook mooi.
Spelenderwijs ontwikkelen: Door het meedoen aan de spelactiviteiten van dit thema:
0-1,5 jaar: * Wordt de baby zich bewust van zijn eigen lichaam.
* Speelt de baby met verschillende kledingstukken en krijgt hij
volop de gelegenheid te ontdekken wat hij daarmee kan doen.
* Ervaart de baby hoe verschillende stoffen voelen.
1,5-2,5 jaar: * Benoemt het kind enkele kledingstukken.
* Wijst het kind aan waar de verschillende kledingstukken horen
(bijvoorbeeld zijn schoen aan zijn voet).
* Leert het kind uitkiezen wat hij mooi vindt.
* Oefent het kind om zich aan en uit te kleden.
2,5-4 jaar: * Benoemt het kind steeds meer kledingstukken.
* Weet het kind wanneer of hoe verschillende kledingstukken gebruikt worden
(buiten trek je een jas aan, in bed een pyjama).
* Leert het kind uitkiezen wat hij mooi vindt.
* Oefent het kind om zich aan en uit te kleden.
Hoe kunt u aansluiten bij het thema?
Verzorgen
0-1,5 jaar: Praat zoveel mogelijk met je baby als je hem verzorgt. Vertel wat je doet. Het geluid en het ritme van je stem geven je baby een veilig en vertrouwd gevoel. Sommige baby’s vinden het vervelend om aan- en uitgekleed te worden. Door zachtjes tegen je baby te blijven praten, stel je jouw baby gerust. Door te vertellen en te laten zien wat je gaat doen, leert je baby herkennen wat er komen gaat. Als je jouw baby een sokje laat zien, wacht dan even of hij al zelf zijn voetje uitsteekt. Raak het voetje daarbij even zachtjes aan. Zeg bijvoorbeeld: ‘kijk dat is je sok. Geef je voet maar, dan trek ik je sok aan. Goed zo!’ Je zult merken dat je baby al snel goed meewerkt bij het aankleden. Let eens op of je baby al zelf zijn arm door de mouw steekt.
1,5-2,5 jaar: Laat je kind zoveel mogelijk zelf doen, bijvoorbeeld zelf zijn sokken uittrekken en zelf zijn schone luier van de stapel pakken. Doordat je kind zijn handen en vingers hierbij goed moet gebruiken, wordt hij steeds handiger en vaardiger. Help je kind bij wat hij moeilijk vindt. Trek de sok van je kind bijvoorbeeld tot over zijn hiel uit, maar laat hem dat laatste stukje zelf doen. Op deze manier ervaart je kind dat hij het al zelf kan. Dit motiveert je kind om steeds meer dingen zelf te doen. Sommige kinderen hebben een hekel aan het aantrekken van een trui over hun hoofd. Probeer je kind gerust te stellen en blijf zelf rustig. Pak de trui zo beet dat je hem snel en gemakkelijk over het hoofd van je kind kunt doen. Leid je kind af door samen een aankleedliedje te zingen, bijvoorbeeld op de wijs van ‘Eén, twee, drie, vier, hoedje van papier’ (zie eerste pagina).
2,5-4 jaar: Laat je kind zoveel mogelijk zelf zijn kleren aan- en uittrekken. Help hem alleen als dat nodig is. Doe bijvoorbeeld alleen het onderste stukje van een rits dicht en laat je kind zelf de rits optrekken. Op deze manier ervaart je kind dat hij al veel zelf kan. Dat vergroot zijn zelfvertrouwen en motiveert hem om steeds meer dingen zelf te doen. Als je kind erg treuzelt bij het aankleden, zing dan samen een aankleedliedje, bijvoorbeeld op de wijs van ‘één, twee, drie, vier…’(zie pagina 1). Zing het liedje ook met de woorden ‘T-shirt’, ‘broek’, ‘sok’…een paar coupletten en je kind heeft alles aan! Sommige kinderen willen zelf beslissen wat ze aantrekken. Laat je kind uit twee of drie setjes kleding kiezen. Op deze manier heeft je kind het gevoel dat hij een eigen keuze maakt en zorg je er toch voor dat je kind bijvoorbeeld geen korte broek uitzoekt als het buiten koud is.
Samen een klusje doen
1,5-2,5 jaar: Laat je kind meehelpen met huishoudelijke klusjes. Op deze leeftijd genieten kinderen hier erg van. Vooral als je jouw kind laat merken dat je hem al heel groot en knap vindt, omdat hij al zo goed meehelpt. Vraag je kind een kledingstuk uit de wasmand te halen, wanneer je de schone was wilt opvouwen. Vertel steeds wat jullie doen: ‘Heb je iets gepakt? Dat is een T-shirt. Kijk maar. Het is groot, hè! Van wie is dat T-shirt? Van jou? Of van papa?’
2,5-4 jaar: Laat je kind meehelpen met huishoudelijke klusjes, zoals de was ophangen. Laat hem bijvoorbeeld de knijpers en het wasgoed aangeven. Reageer enthousiast. Door je kind het gevoel te geven dat je het fijn vindt dat hij zo goed helpt, krijgt hij er plezier in om je te helpen.
Samen praten
0-1,5 jaar: Doordat je benoemt waar je mee bezig bent, leert je baby de woorden die je gebruikt te herkennen. Benoem ook de lichaamsdelen van je baby. Door deze zachtjes aan te raken en te benoemen, wordt je baby zich bewust van zijn eigen lichaam.
1,5-2,5 jaar: Door te praten tijdens de dingen die je samen doet, krijgen de woorden betekenis voor je kind. Door op een natuurlijke manier eenvoudige vragen te stellen, stimuleer je jouw kind om zelf na te denken. Rond de leeftijd van twee jaar geven kinderen antwoord op vragen die beginnen met wie, wat of waar. Natuurlijk is geen enkel kind hetzelfde. Het is normaal dat het ene kind dit sneller kan dan het andere.
Geef je kind kleine opdrachtjes tijdens de dagelijkse bezigheden. Vraag bijvoorbeeld voordat jullie naar buiten gaan: ‘Waar is jouw jas? Pak hem maar’. Reageer enthousiast als het lukt. ‘Goed zo! Dat is jouw jas!’ Door bepaalde woorden veel te herhalen, leert je kind de woorden te herkennen.
2,5-4 jaar: Praat met je kind terwijl je bezig bent. Betrek je kind bij de dingen die je doet. ‘Kijk, een T-shirt. Van wie is dat? Is het van jou? Of van papa?’ Door veel met je kind te praten over de dingen die jullie doen, gaat je kind steeds meer begrijpen. Door op een natuurlijke manier vragen te stellen, stimuleer je jouw kind om ook zelf na te denken. Bijvoorbeeld: ‘Dit T-shirt is blauw. Zie je nog meer blauwe dingen?’
Geef je kind kleine opdrachtjes als hij je helpt. Laat hem bijvoorbeeld, als je samen de was opvouwt, een paar sokken bij elkaar zoeken. ‘Kijk, een rode sok! Van wie is die sok? Van jou, hè! Zit er nog zo’n rode sok in de wasmand? Kijk maar eens of je een sok ziet die precies hetzelfde is.’ Op deze manier leert je kind goed kijken en vergelijken.
Spelen
0-1,5 jaar: Door tijdens het verzorgen regelmatig een kietelspelletje te doen, gaat je baby het spelletje herkennen en krijgt hij er steeds meer plezier in. Een voorbeeld van een kietelspelletje is ‘Daar komt een muisje aangelopen…’ Je zegt zachtjes: ‘Daar komt een muisje aangelopen, zo op….(noem de naam van je baby) zijn buikje gekropen. Terwijl je dit zegt, loop je voorzichtig met je vingers over het lijfje van je baby naar zijn buikje. Daarna kriebel je zachtjes over de buik van je baby. Wanneer je dit spelletje steeds doet, als je baby met een blote buik op het aankleedkussen ligt, zal je merken dat je baby zijn buikje al optilt voordat je met het spelletje bent begonnen. Kijk altijd goed naar je baby. Speel in op wat hij prettig vindt. De ene baby houdt meer van wilde spelletjes, de andere meer van rustige. Als je baby zijn hoofdje wegdraait, heeft hij waarschijnlijk geen zin meer om te spelen. Misschien heeft hij tijd nodig om alle indrukken te verwerken.
2,5-4 jaar: Geef je kind schoenen, kleding, tasjes, een pet of een sjaal en een paar sieraden, die je niet meer gebruikt, om zich mee te verkleden. Een lap stof of een oud tafellaken voldoet ook als jurk of cape. Wat vindt je kind mooi? Hoe wil hij er graag uitzien? Kijk samen in de spiegel. Is je kind een deftige dame of een stoere vent? Speel mee in het spel. Zo prikkel je de fantasie van je kind.
Ontdekken
0-1,5 jaar: Stimuleer de zelfstandigheid van je baby. Laat hem helpen om zelf een schone luier uit de kast te pakken. Kijk wat je baby al kan en reageer hier enthousiast op. Ook een baby voelt al goed wanneer je trots op hem bent.
Laat je baby eens met verschillende kledingstukken spelen. Bijvoorbeeld een ovenwant waarin je baby zelf zijn handje doet. Of een wollen muts en een zijden sjaal, zodat de baby het verschil in stoffen voelt.
1,5-2,5 jaar: Ga met je kind voor de spiegel staan. Hoe zien jullie eruit? Pak een sjaal, een hoed of een bril. Hé, nu zijn jullie anders. Speel in op wat je kind leuk vindt. Wanneer je kind hier nog niet aan toe is, probeer je het later nog eens. Laat je kind spelen met tasjes, doosjes en trommeltjes. Laat je kind onderzoeken hoe de verschillende dingen open- en dichtgaan. Als je een paar rozijntjes in een doosje doet, wordt dit spelletje nog interessanter.
2,5-4 jaar: Laat je kind spelen met tasjes, etuis en portemonnees met verschillende sluitingen om te onderzoeken hoe de verschillende sluitingen open- en dichtgaan. Doordat je kind zijn handen en vingers hierbij goed moet gebruiken, wordt hij steeds handiger en vaardiger.